Ik kom in een heel fijn huis te wonen. Een huis waar veel aandacht is gegeven aan het binnen- en buitenklimaat, het energieverbruik en gebruik van water en materialen. Bij het ontwerp heb ik niet alleen rekening gehouden met hoe ik de ruimtes wil gaan gebruiken en welke omstandigheden (licht, temperatuur, ventilatie etc.) ik daar wil hebben, maar ook bewust ruimte ontworpen om zaken in weg te stoppen die ik niet dagelijks wil tegenkomen. Zaken zoals kampeerspullen, kerstspullen, dozen met rommel, en, niet te vergeten, de installaties. Want installaties, daar krijg ik er nogal wat van.
Het lijkt tegenstrijdig, gevoelsmatig, dat naarmate er meer aandacht uitgaat naar het energiezuinig maken van een woning, er meer apparaten in geplaatst gaan worden. Maar dat komt omdat de referentie van wat we gewend zijn (de gasgestookte ketel) zo’n ontzettend klein apparaatje is vergeleken bij wat hij levert. Door fossiele brandstof te verstoken (aardgas) dat oh zo handig via een nationaal netwerk van leidingen bij ons thuis naar binnen wordt gebracht, kunnen we middels een vrij klein apparaat al de warmte maken die we nodig denken te hebben, op ieder moment dat we dat willen.
Het punt is alleen: aardgas is een zeer hoogwaardige energiebron en het is eigenlijk belachelijk dat we die op meer dan 1200 graden verbranden om onze woning op 22 graden te krijgen. Of vooruit, om op 38 graden te douchen. Om toch aan de warmtevraag te kunnen voldoen zonder van aardgas gebruik te maken, hebben we apparaten nodig. En daarom staat er in mijn berging een warmtepomp, een opslagvat voor warm water en een warmtewisselaar voor de ventilatielucht. Daarnaast staat er nog een pompinstallatie (omdat ik een verdieping onder de grond heb), een installatie voor mijn zonnepanelen, een centraal stofzuigapparaat, en natuurlijk nog al het leidingwerk voor warm/koud water, ventilatie aan- en afvoer, grijswater, mijn zonnecollector en riolering.
Al met al dusdanig veel ruimtebeslag dat als je er in de ontwerpfase geen rekening mee houdt, je een serieus probleem hebt: dit is niet iets dat je zomaar even onder de trap wegwerkt. Om een indruk te geven: in mijn huidige woning uit 2007 heb ik balansventilatie, en is mijn ‘installatieruimte’ (de kast om mijn ketel en WTW-unit heen) ongeveer 1 m2. In mijn nieuwe woning is mijn berging ongeveer 12,5 m2, waarvan, vermoed ik, 6-8 m2 in beslag zal worden genomen door de benodigde installaties (en de ruimte die nodig is om erbij te kunnen). Gelukkig had ik hier enigszins rekening mee gehouden, hoewel ook ik toch even moest slikken toen ik me realiseerde precies hoeveel techniek er nodig is om dat ene gaspijpje te vervangen en gebruik te maken van duurzame hernieuwbare bronnen. Want om dezelfde hoeveelheid warmte of thermische energie te genereren als een gasvlam, is veel meer volume nodig als gebruik wordt gemaakt van een bron met lage temperatuur, zoals aardwarmte (via een warmtepomp). En daarnaast moet de warmte ook nog opgeslagen worden, omdat een zonnecollector alleen overdag warm water levert en een warmtepomp niet instant hitte kan leveren zoals een gasvlam dat kan.
Voorlopige ontwerptekening van de berging/installatieruimte
In mijn woning heb ik er rekening mee gehouden. En als nieuwbouw is het sowieso makkelijker om er een ruimte voor te reserveren. Maar op het moment dat je wil gaan renoveren en een bestaande woning gasloos en energieneutraal wil maken, wordt het lastig. Er zal dan een ruimte opgeofferd moeten worden wat meestal niet wenselijk is, of er moet een aanbouw gerealiseerd worden om de benodigde installaties buiten de woning te kunnen plaatsen. Iets wat dan ook gebeurt in veel innovatieve renovatieconcepten die nu ontwikkeld worden (zie bijvoorbeeld 2nd Skin).
Ik vraag me af in hoeverre ontwerpers al standaard rekening houden met de grootte van de installatieruimte in een energieneutrale woning. Ik weet wel dat er tijdens mijn eigen opleiding nauwelijks aandacht aan werd besteed. Hopelijk is dat inmiddels anders, dat voorkomt veel frustraties bij zowel de installateur als architect.